Familiezaken houden een – ‘minder formeel’ – verzoek aan de rechtbank in. Er wordt een verzoekschrift ingediend. De eisen aan een verzoekschrift zijn dezelfde als voor een dagvaarding (artikel 287 -> 230 Rv). Een andere partij kan een verweerschrift indienen. De uitspraak op het verzoek heet een beschikking.
Verzoeken in gewone familiezaken moeten worden ingediend door een advocaat bij de rechtbank waar de verzoeker – of een in het verzoek genoemde belanghebbende – woont. Is een minderjarig kind betrokken dan wordt het verzoek gericht tot de rechtbank van de woonplaats van het kind (artikel 265 Rv).
Een civiele zaak waarin iets gevorderd wordt van een ander begint met een dagvaarding. De uitspraak heet dan een vonnis. Overigens moet er een behoorlijk gesprek of anderszins toetsing van het standpunt van de wederpartij aan een dagvaarding voorafgaan. Anders wordt gesproken van ‘rauwelijks dagvaarden’. Dat kan leiden in ieder geval leiden tot veroordeling in de proceskosten.
Hoger beroep kan worden bij het hogere gerechtshof. De Hoge Raad van beschikkingen of vonnissen ‘verbreken’; casseren. De uitspraak wordt dan ‘vernietigd’ en terugverwijzen naar een ander gerechtshof.